Privacyverklaring

Steeds meer gevestigde bedrijven werken samen met start-ups

2 juli 2019
Tekst
Peter Ooms

Start-ups werken makkelijker samen met gevestigde familiale bedrijven. Dat blijkt uit de allereerste Belgische Corporate Venturing Barometer 2019.

Antwerp Management School bracht samen met PwC in kaart in welke mate gevestigde bedrijven en start-ups in België met elkaar samenwerken en wat hun plannen hieromtrent zijn voor de toekomst. Dit leidde tot de allereerste Belgische Corporate Venturing Barometer.

Gevestigde bedrijven hebben de nodige middelen en netwerken om de markt te bespelen. Alleen missen ze soms knowhow om voldoende innovatief uit de hoek te komen. Start-ups hebben veelal geen last van een gebrek aan innovatieve capaciteit en zijn bijna per definitie vernieuwend. Alleen hebben ze vaak niet de nodige armslag om door te breken. De tekening lijkt dan ook snel gemaakt: laat beide types bedrijven samenwerken en je krijgt het beste van twee werelden.

Uniek aan dit project is de specifieke aandacht voor KMO’s en familiebedrijven. Vincent Molly, professor KU Leuven en Antwerp Management School: “KMO’s en familiebedrijven vormen de motor van onze economie. Ze zijn respectievelijk goed voor 99% en 77% van het totaal aantal Belgische ondernemingen. Bovendien worden ze gerund door ondernemers, waardoor ze een ideale partner kunnen vormen voor de talrijke start-ups die de afgelopen jaren het levenslicht zagen.”

Aan deze allereerste Corporate Venturing Barometer werkten meer dan 600 Belgische bedrijven mee, zowel gevestigde multinationals, KMO’s, familiebedrijven, als start-ups en scale-ups. De cijfers tonen aan dat de interesse om een samenwerking op te zetten tussen een gevestigd bedrijf en een start-up alleen maar toeneemt. 1 op 5 gevestigde bedrijven werkte de afgelopen 3 jaar reeds samen met een start-up. Voor 2019 gaat het over 1 op de 4. Op langere termijn (binnen 2 tot 5 jaar) overweegt zelfs 1 op 3 gevestigde bedrijven een samenwerking op te zetten met een jonge start-up. Andries Reymer, Business design & innovation coach aan de Antwerp Management School: “Mooi om zien is dat zowel KMO’s als familiebedrijven hun achterstand in het opzetten van dergelijke samenwerkingen aan het goed maken zijn ten opzichte van grote multinationals, die daar reeds langer mee bezig zijn.”

Waar corporate venturing traditioneel een participatie van het gevestigde bedrijf in het aandelenkapitaal van de start-up omvat, zien we dat de meeste bedrijven kiezen voor andere vormen van samenwerking. Vaak gaat het om het aankopen van producten en diensten van start-ups, het ontwikkelen van een project samen met een start-up, tot het verschaffen van toegang tot bedrijfsfaciliteiten aan de start-up. Het voornaamste motief voor gevestigde bedrijven om dit te doen, is duidelijk: samenwerking laat toe om nieuwe producten en markten te exploreren. Voor start-ups is het belangrijkste motief voor samenwerking meer toegang te verkrijgen tot de markt.

Dat het niet altijd eenvoudig is om een dergelijke samenwerking op te zetten, blijkt eveneens uit de barometer. Gevestigde bedrijven botsen vaak op moeilijkheden om de juiste start-ups te selecteren of om deze samenwerking in te passen in hun tijdrovende operationele activiteiten. Ook de grote culturele verschillen tussen beide partners brengen vaak de nodige spanningen met zich mee. Start-ups botsen dan weer sterk op de verschillende manier van besluitvorming tussen hun bedrijf en de gevestigde onderneming. Vincent Molly: “Al toont ons onderzoek dat zowel KMO’s als familiebedrijven hier een belangrijke troef kunnen uitspelen. Beide types ondernemingen ondervinden beduidend minder problemen op vlak van verschillende besluitvorming tussen hen en de start-up in vergelijking met grote niet-familiale ondernemingen. De gedeelde ondernemersmentaliteit en een vlakkere organisatiestructuur spelen hier ongetwijfeld een belangrijke rol.”

Meer in het topic: