Privacyverklaring

Liefde en geld in tijden van corona

1 maart 2021
Tekst
Rudy Aernoudt

Als er twee dingen niet samengaan, zijn het wel liefde en geld. Geld is vaker een bron van ruzie dan van liefde. Toch zijn investeringen waarbij een affectieve band bestaat tussen de investeerder en de investee, het zogenaamde love money, steeds meer schering en inslag, vooral in crisistijden. Zestig procent van de Europese bedrijven start enkel op basis van geld van familie en vrienden. Wat is daar de verklaring voor?

Gewijzigde parameters

Ouders hadden geld op hun spaarboekje, terwijl de kinderen moesten lenen om hun bedrijf te starten. Dat was tot voor kort het klassieke plaatje in Vlaanderen. Het verschil tussen de creditrente, die de ouders ontvingen, en de debetrente, die de kinderen moesten betalen, vormde het klassieke businessmodel van de banken.

Het laatste decennium heeft een aantal parameters die equatie veranderd. Ten eerste is ondernemerschap positief geëvolueerd. Zoon of dochter die een bedrijf wil starten, wordt niet langer overtuigd om toch maar bij een overheidsadministratie of grootbank te gaan werken om het risico te vermijden. Integendeel, kinderen ondersteunen in het opzetten van een start-up is nu nobel, want ondernemerschap krijgt geleidelijk het aureool dat het verdient. Dat neemt niet weg dat de weg nog lang is (zie gedetailleerde analyse in mijn boek: Entrepreneurship, no guts, no glory, Cambridge, 2020).

Ten tweede zijn de banken zeer weigerachtig om kredieten toe te staan aan starters die nog geen bewezen terugbetalingscapaciteit hebben, zeker in crisistijden. Dat is vooral een gevolg van de Bazelreglementering. Als de banken toch krediet toestaan, vragen ze waarborgen. In plaats van waarborgen te geven, en dus toch het risico van niet-betaling te dragen, is het als ouder of familielid vanzelfsprekend interessanter om zelf de middelen ter beschikking te stellen.

Ten derde is de creditrente zo goed als nul. De opportuniteitskost voor de ouders is dus nagenoeg nihil en de spaarboekjes puilen uit met een geschat bedrag van om en bij driehonderd miljard euro. Wie een belegging wil die veel opbrengt, moet zijn toevlucht zoeken tot een risicovolle belegging. Dan kan je evengoed investeren in het bedrijf van zoon- of dochterlief.

De overheid

Alle marktingrediënten zijn dus aanwezig opdat love money zijn rol als mainstream financieringsmiddel voor startende bedrijven kan waarmaken. De overheid steekt nog een handje toe met de Winwinlening.

Zelf heb ik geprobeerd om de Winwinlening te introduceren in Wallonië toen ik er kabinetschef was. Ik heb het concept niet uitgevonden, maar gekopieerd van de Nederlanders. De officiële naam was ‘Regeling ter stimulering van het informeel risicokapitaal’, maar iedereen sprak van de ‘Tante Agaath-regeling’, naar de naam van de tante van de minister van Financiën die het systeem ontwierp. Het was een immens succes. De regeling bevatte twee luiken: een jaarlijkse fiscale aftrek van een intrestpercentage (2,5 procent) en een gedeeld risico in geval van niet-terugbetaling (dertig procent terugbetaling door de overheid). In Wallonië was de tijd nog niet rijp. Iets later, als kabinetschef in Vlaanderen, lanceerde ik er de Winwinlening, in 2006, nu vijftien jaar geleden. Aanvankelijk was ze alleen voor starters bedoeld, in 2011 volgde een uitbreiding naar alle Vlaamse ondernemingen. De lening heeft dezelfde ingrediënten als in Nederland: de lener krijgt een jaarlijks belastingkrediet van 2,5 procent op het openstaande kapitaal, gedurende maximaal tien jaar. Als de ontlener niet kan terugbetalen, kan de lener daarnaast dertig procent van het verschuldigde bedrag terugkrijgen via een eenmalig belastingkrediet. Voor contracten afgesloten na 15 maart 2020 en ten laatste op 31 december 2021, in het kader van de coronamaatregelen, wordt de dertig procent tijdelijk opgetrokken tot veertig procent.

Vriendenkapitaal

Het is de Vlaming – en niet de overheid – die zijn of haar geld, via een achtergestelde lening, ter beschikking stelt van een in Vlaanderen gevestigde kleine of middelgrote onderneming. Het maximumbedrag van de investering bedraagt 75.000 euro en het maximum per onderneming is 300.000 euro. Een Vlaamse onderneming kan dus vier vrienden of familieleden overtuigen om te lenen en verkrijgt op die manier 300.000 euro aan fondsen.

Met de coronacrisis kreeg de Winwinlening er een zusje bij. Het principe is hetzelfde maar in plaats van een lening, gaat het over kapitaal. Dit instrument, Vriendenkapitaal genoemd, verloopt via een kapitaalverhoging. De inschrijver krijgt hetzelfde fiscaal voordeel, in dit geval wel beperkt tot vijf jaar.

Eenvoud siert

De Winwinlening had aanvankelijk een zeer matig succes. Vijftien jaar later is de Winwin een zeer gegeerd financieringsinstrument en werd er via deze weg al een half miljard euro gepompt in meer dan 20.000 Vlaamse ondernemingen. Het succes van de maatregel heeft niet alleen te maken met de gewijzigde parameters, maar ook met de administratieve eenvoud van de maatregel. Vermits er geen publieke fondsen moeten worden uitbetaald, is het in feite een contract tussen twee partijen. Het contract moet wel worden geregistreerd om de fiscale voordelen te genieten, maar er komt geen overheidsdienst aan te pas om een individueel dossier te beslechten. Indien aan de voorwaarden is voldaan, is dat een automatisch recht. Een half miljard euro is heel veel geld, maar dat bedrag vertegenwoordigt minder dan twee duizendste van het geld geparkeerd op spaarboekjes. Het potentieel is dus nog enorm.

Een Belgisch verhaal

Het succes van de Winwinregeling inspireerde ook de andere gewesten. Regionale varianten werden in het leven geroepen. In Wallonië gaat het om de ‘Prêt Coup de Pouce’ met, sinds begin 2021, 125.000 euro per lener en 250.000 per onderneming. Vorig jaar lanceerde ook Brussel de gelijkaardige ‘Proxi-lening’, weliswaar met 75.000 per lener en 300.000 per ontlener als plafonds. De kapitaalbehoeften variëren blijkbaar van gewest tot gewest. Wat de fiscaliteit betreft, gaat het telkens over belastingvermindering, niet over vermindering van de belastbare basis, want dat laatste is een federale bevoegdheid. De percentages variëren dus ook daar gewest per gewest. Ondertussen werd de inspiratiebron, de eerder besproken Nederlandse Tante Agaath-regeling, afgeschaft wegens … te groot succes. Het kan verkeren!

Meer in het topic: