Privacyverklaring
Isabel Verlinden, PwC Isabel Verlinden, PwC
Tekst
Peter Ooms

Van overwinstruling naar een coöperatieve compliance

28 maart 2019
Aanpak internationale belastingen is honderd jaar oud
Isabel Verlinden, hoofd van de wereldwijde transfer pricing-praktijk bij PwC, reageert op de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de Belgische excess profit rulings. Daarbij kijkt ze hoopvol uit naar een betere samenwerking tussen overheden en bedrijven aan de hand van de recente voorstellen van de Oeso.

“Toen de Europese mededingingscommissaris Margrethe Vestager in 2016 het persbericht publiceerde over de rechtszaak in verband met verboden staatssteun van de Belgische overwinstruling bij het Europees Hof van Justitie, vermeldde ze in een korte tekst wel 23 keer het woord scheme. Het is daarom opvallend dat in dit eerste vonnis de Belgische overheid wordt vrijgesproken precies omdat er in de ogen van het Hof geen sprake is van een aid scheme”, zegt Isabel Verlinden.

Gebrek aan onderzoek naar individuele rulings

De Europese commissaris en haar team vonden het toen niet nodig om elke ruling apart te onderzoeken. Ze ging ervan uit dat de aanpak hoe dan ook illegaal was. Het Hof ziet dat anders en verwijst net naar het gebrek van onderzoek naar die individuele rulings.

“Het komt erop neer dat de Belgische ruling geen kant-en-klaarpakket was dat elke multinational kreeg die erom vroeg. Het was een specifieke maatregel aangepast aan de vraag van een individueel bedrijf. Ik heb zelf dergelijke dossiers voorbereid voor klanten van PwC. Ik kan bevestigen dat daarbij een gedetailleerde uitleg hoorde van de strategie en de plannen van het bedrijf”, zegt Isabel Verlinden.

Het is nu afwachten of de Commissie beslist om in beroep te gaan tegen dat eerste vonnis. Daarvoor heeft ze twee maanden de tijd. Daarbij moet gezegd dat die bewuste excess profit rulings meteen werden stopgezet op het moment dat de Commissie haar bezwaren had geuit. België was trouwens verplicht om meteen het geld terug te eisen van de betrokken bedrijven en heeft dat ook gedaan. Sinds die tijd is het niet meer mogelijk om een nieuwe ruling van dat type te verkrijgen. “We kunnen gaan speculeren voor het geval de Commissie niet in beroep gaat of die beroepsprocedure ook verliest. Dan zouden de betrokken bedrijven hun teruggevorderde bedragen kunnen terugvorderen, met intrest deze keer”, zegt Isabel Verlinden.

Naar meer samenwerking

Met die nieuwe ontwikkeling stelt zich de vraag of de Europese Commissie wel op dezelfde manier te werk kan blijven gaan ten aanzien van internationale ondernemingen. Margrethe Vestager heeft intussen naam gemaakt met mediagenieke optredens tegen de grote multinationale ondernemingen zoals Apple en Google. Ze focust daarbij op alle mogelijke manieren waarop deze organisaties illegale overheidssteun kunnen krijgen en zo aan concurrentievervalsing doen. Niet onbelangrijk in dit verband is het gegeven dat Margrethe Vestager verantwoordelijk is voor de mededingingsautoriteit en dat een andere dienst – het Directoraat-Generaal voor Belastingen en Douane-Unie (DG Taxud) onder leiding van Pierre Moscovici – bevoegd is voor fiscaliteit. Daarin schuilt een diepgeworteld conflict over de grenzen van de bevoegdheid van de mededingingscommissaris op het vlak van belastingen. Het vonnis legt de vinger op die discrepantie.

Nood aan nieuwe spelregels

Isabel Verlinden: “Het belang van de beslissing die genomen werd, ligt volgens ons vooral in het katalyserende effect dat ze kan hebben op een sereen en transparant internationaal debat rond het moderniseren van de internationale spelregels. De regels die we nu hanteren, schieten te kort om de uitdagingen van de hedendaagse globale digitaliserende economie aan te pakken. Het is belangrijk voor zowel de verschillende landen als voor de internationaal opererende bedrijven om hun rol in de creatie van duurzame economische groei te bewerkstelligen in een sfeer van samenwerking in plaats van confrontatie. Dit is waar de initiatieven van onder andere de Europese Commissie en de Oeso (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) rond transparantie reeds belangrijke bouwstenen vormen naar zogenaamde cooperative compliance.”

De kern van de vernieuwing moet volgens Isabel Verlinden bestaan uit een grondige modernisering van die internationale fiscaliteit. “De manier waarop de internationale belastingen worden behandeld is ongeveer honderd jaar oud. Het stamt uit een tijd dat de grote bedrijven heel kapitaalintensief waren met belangrijke investeringen in bricks and mortar. Toen was er nog geen internet. Nieuwe bedrijvigheden zoals sociale media waren niet bekend. Het is weerom de Oeso die de opdracht heeft gekregen van de G20-landen (en dus ook van de EU, nvdr) om een modernisering voor te stellen.”

Die organisatie van rijke landen doet dit niet alleen voor de eigen leden, maar werkt intussen aan een regeling met meer dan 125 landen onder het zogenaamde inclusive framework. De ambitie is om een breed draakvlak te creëren. Daarmee is de Oeso al sinds de jaren zestig bezig. De focus lag aanvankelijk sterk op het vermijden van dubbele belastingen. Hier zat ook impliciet een bezorgdheid om te voorkomen dat de multinationals helemaal geen belastingen betalen.

Fiscaliteit in een digitaliserende economie

Een goede vijf jaar geleden kreeg de Oeso van de G20 een mandaat om werk te maken van regels die het artificieel verschuiven van winsten en uithollen van de belastbare basis – het zogenaamde base erosion and profit shifting of Beps – tegengaan. Sinds kort besteedt de Oeso ook aandacht aan bedrijven die erin slagen heel weinig belastingen te betalen, en ook aan alle internationaal actieve ondernemingen van welke de winst in verschillende landen of ultiem helemaal nergens belast wordt, in afwezigheid van een sluitend wettelijk kader. Half februari heeft de Oeso een belangrijke ontwerpnota gepubliceerd over fiscaliteit in een digitaliserende economie.

Isabel Verlinden wijst erop dat die voorstellen een hoopgevend perspectief bieden in een wereld waarin heel wat isolationistische staten protectionistische beslissingen nemen. Dat levert dan weer tegenreacties op van andere landen. “Zo werkt de Oeso niet. De organisatie bekijkt de zaken veel meer vanuit een technisch en principieel standpunt. Op het vlak van de digitale economie gaat de Oeso er bijvoorbeeld van uit dat niet zomaar alles kan belast worden. Sommige zeer grote namen in de interneteconomie maken helemaal geen winst. Het is dus niet vanzelfsprekend om belastingen te heffen op een omzet zonder rekening te houden met de kosten. Bovendien hoort dit technisch niet thuis in de directe belasting en is het eerder een soort btw-heffing, die dan weer veel meer capteert dan de toegevoegde waarde. Andere zijn wel winstgevend, maar hebben bijvoorbeeld geen officiële zetel in een land terwijl ze er misschien wel veel klanten of gebruikers hebben. Veel landen willen koste wat het kost fiscale inkomsten halen uit die digitale aanwezigheid.”

Verschillende landen, verschillende initiatieven

De Oeso bekijkt al die voorstellen. Dat kan bijvoorbeeld door die digitale reuzen te laten belasten op de plaats waar ze de persoonlijke data van de gebruikers capteren die uiteindelijk gebruikt worden door de klanten die er adverteren. De VS en China zijn geneigd om een vergoeding voor de omvang van het netwerk en de onderliggende markt te vragen. Frankrijk en Duitsland lijken het steeds meer eens te raken over een soort minimumbelasting in elk land waar de ondernemingen commercieel actief zijn. Het plan van eurocommissaris Pierre Moscovici om een digital services tax (DST) van drie procent op bepaalde advertentie-inkomsten te introduceren, heeft het niet gehaald. Het werd gezien als een tijdelijke oplossing die weer afgevoerd zou worden via een zogenaamde sunset clause zodra de Oeso in 2020 met een duurzame consensusoplossing zou komen.

Dit weerhoudt bepaalde landen er niet van om hun eigen systeem in te voeren zonder rekening te houden met de eventuele implicaties in andere landen. Frankrijk heeft intussen beslist om nog dit jaar zijn drie procent digitale omzetheffing in te voeren, met een sunset clause. Spanje, Italië en Oostenrijk hebben ook al te kennen gegeven iets gelijkaardigs te gaan doen. Het VK gaat ook in die zin verder, weliswaar met een heffing van twee procent. “Dit illustreert het belang dat ondernemingen en bij uitbreiding alle stakeholders hebben bij een snelle landing door de Oeso”, besluit Isabel Verlinden.

Vlnr: Margrethe Vestager, Pierre Moscovici Vlnr: Margrethe Vestager, Pierre Moscovici