Privacyverklaring

Race to the bottom … of race to the top?

15 juli 2024
Tekst
Geert Vuylsteke
Beeld
Geert Vuylsteke

De race om investeringen aan te trekken, is nog lang niet gelopen. De fiscale concurrentie tussen landen heeft zich verplaatst van belastingtarieven naar subsidies. Dat heeft soms kwalijke bijwerkingen, zegt FD-columnist Geert Vuylsteke, voorzitter van het Inhouse Tax Forum.

De voorbije jaren was het gemeengoed om te stellen dat fiscale concurrentie tussen landen leidt tot onaanvaardbare negatieve gevolgen voor de economie. Het verlagen van de belastingdruk op bedrijven zou een verschuiving naar andere bronnen veroorzaken, zoals consumptie- of loonbelastingen. Dat zou op zijn beurt de koopkracht van burgers aantasten.

Dat leidt dan weer tot een verhoogde bezorgdheid over de verdelende rechtvaardigheid van het belastingstelsel in het algemeen. Ten slotte zou fiscale concurrentie de overheidsfinanciën aantasten en het financieren van publieke voorzieningen zoals onderwijs en infrastructuur bemoeilijken.

Minimumbelasting als reactie op race to the bottom

Een gemiddeld vennootschapsbelastingtarief van ongeveer twintig procent is nauwelijks een bodem te noemen. De bodem is nul. Daarvan zijn we dus nog een heel eind verwijderd. Toch leidde de zogenaamde race to the bottom tot een fiscale internationale revolutie, met de Oeso als belangrijkste aanjager. Het gevolg is dat ondernemingen met een geconsolideerde omzet van minimaal 750 miljoen euro zich sinds dit jaar geconfronteerd zien met de globale minimumbelasting (GMB, onder ingewijden beter bekend als Pillar 2).

Wie dacht dat vennootschapsfiscaliteit niet complexer meer kon, is eraan voor de moeite. Als de Oeso meer dan achthonderd pagina’s nodig heeft om een minimumtarief van vijftien procent af te spreken, dan weet je het wel.

Pyrrusoverwinning

Wie dacht dat daarmee een eind kwam aan de concurrentie om bedrijven aan te trekken, is er evenzeer aan. De invoering van Pillar 2 is niets meer dan een pyrrusoverwinning.

De race to the bottom maakt immers plaats voor een race to the top, waarbij overheden nu subsidies uitdelen om investeringen aan te trekken. Diezelfde overheden die eerst fiscale incentives aanwenden om investeringen aan te trekken, vervolgens afspreken om een globale minimumbelasting op te leggen, delen nu via de achterdeur subsidies uit.

Het mijnenveld van de subsidies

Vanuit een macro-economisch standpunt kan je discussiëren over de beste manier om investeringen aan te trekken en de economie te versterken. Subsidies kunnen zeker een rol hebben wanneer de vrije markt onvoldoende haar rol speelt, maar ze hebben soms kwalijke bijwerkingen. Dat brengt nieuwe uitdagingen mee.

Zo ontbreken vaak de nodige checks and balances: de regels zijn onduidelijk, er is weinig transparantie over de toekenning van subsidies. Dit kan leiden tot willekeur en bepaalde bedrijven of sectoren bevoorrechten. Subsidies riskeren zo sneller aanleiding te geven tot corruptie omdat ze een voorkeurbehandeling en discriminatie mogelijk maken.

Bovendien zorgen ze voor een ongelijk speelveld tussen rijke en minder rijke landen. Rijke landen hebben doorgaans meer middelen om grootschalige subsidies uit te delen en zodoende een concurrentievoordeel op te bouwen.

Dit is het eerste deel van de column van Geert Vuylsteke die in het septembernummer van FDmagazine verschijnt. Interesse in een membership? Contacteer onze collega Jennero Rijaard via Jennero.Rijaard@nieuwemediagroep.be

Meer in het topic: