Privacyverklaring
“Ik vrees een verarming van ons land en zijn inwoners”
Tekst
Lieven Desmet
Beeld
Tom Vanlaere

Ik vrees een verarming van ons land en zijn inwoners

27 februari 2023
We verwachten een aantal naschokken van verhoogde inflatie
De onvoorwaardelijke en unidirectionele koppeling van inflatie en lonen baart ondernemers en economen grote zorgen. De vrees is dat dit mechanisme een negatieve impact heeft, zowel op tewerkstelling als op concurrentievermogen. Dat blijkt uit een rondvraag van FDmagazine.

Door de automatische koppeling van de lonen aan de inflatie zijn de loonkosten sterker gestegen dan bij de internationale concurrenten.

Door de automatische koppeling van onze lonen aan de levensduurte zijn de loonkosten van veel bedrijven ondertussen sterker gestegen dan die van hun internationale concurrenten. Voor andere bedrijven, in sectoren waar de aanpassing slechts één keer per jaar gebeurt, kwam de verhoging er in januari. “Het slaat de concurrentiekracht van onze bedrijven terug”, analyseert arbeidseconoom Stijn Baert (UGent).

Loon-prijsspiraal

“Na een jaar waarin de inflatie ongeveer tien procent was, mogen we, onder andere wegens de koppeling tussen index en lonen, verwachten dat er nog een aantal ‘naschokken’ van verhoogde inflatie komen, vreest Stijn De Knop, cfo van Schoenen Torfs. “Veel bedrijven zullen hun verlaagde marge ten gevolge van verhoogde (personeels)kosten willen of moeten compenseren of neutraliseren, wat de spiraal aan de gang houdt. Daarnaast zijn we in België uniek in onze omgang met inflatie, wat ons hoe langer hoe minder aantrekkelijk maakt voor werkgevers die niet lokaal verankerd zijn.” Het valt Stijn De Knop moeilijk om positief te kijken naar deze dynamiek. “Ik vrees dat de automatische en niet-conditionele koppeling tussen index en lonen ons land en een groot deel van zijn inwoners structureel zal verarmen.” Specifiek voor Schoenen Torfs is de relatieve personeelskost ten opzichte van de omzet in minder dan twee jaar tijd doorgestegen van ongeveer 22 procent op de omzet naar bijna 25 procent op de omzet.

Koen De Leus, hoofdeconoom bij BNP Paribas Fortis: “Het bedrijfsleven is terecht bezorgd daarover. Volgens gegevens van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) levert de automatische loonindex een verlies aan concurrentievermogen op van 5,7 procent tegenover de buurlanden. Dat zou de concurrentiekracht opnieuw richting 16 procent stuwen. De combinatie van hogere lonen en een verminderende vraag is voor sommige bedrijven misschien wel de stap te veel. Ik sluit niet uit dat een pak bedrijven, zeker in het kmo-segment, sneuvelt.”

Hogere personeelskosten

Ook in de non-profit is er een enorme impact, zegt Koen De Gronckel, cfo en bestuurder van GZA Ziekenhuizen. “Omdat wij een erg arbeidsintensieve sector zijn, is onze personeelskost met een inflatie van meer dan tien procent aanzienlijk hoger. Op sectorniveau heeft dat een substantiële impact. En we moeten dat ondergaan. Ons specifieke sectorprobleem is dat we gebonden zijn aan vaste Ific-schalen, Riziv-tarieven enzovoort. Wij hebben geen prijszettingsmacht en we kunnen ook niet zomaar even wat mensen wegsaneren. We hebben nu eenmaal een aantal personeelsleden nodig volgens het aantal patiënten en bedden. Bovendien hebben we nu al een uitval van zowat tien procent sinds corona. Nog meer uitstroom en minder personeel zou de hele gezondheidszorg in het gedrang brengen. Hetzelfde geldt voor de woonzorgcentra en de kinderopvang.”

“We zijn niet meer gewoon om met prijsstijgingen om te gaan”, zegt Karl Hermans, bestuurder bij Miko Groep en ceo bij dochterbedrijf SAS. “Veel kosten stijgen sneller dan de index, maar we krijgen hogere prijsstijgingen moeilijk verkocht. Een bedrijf dat geen maatregelen neemt om zijn marges te beschermen, speelt met zijn voortbestaan.” Karl Hermans waarschuwt: “De stijging verloopt veel te snel, wat een inflatieversterkend effect heeft. Wat me eigenlijk het meeste stoort aan het Belgische systeem is dat het automatisme ons de tool ontneemt om mensen te belonen die de extra mile lopen. Budgettair blijft er vaak weinig over om het verschil te maken.”

Inflatiepiek ligt achter ons, toch?

Het inflatieverhaal was sterk gecorreleerd met de covidpandemie, merkt Koen De Leus op. “De hele supplychain kwam in de problemen. Het gevolg was dat de productieketting haperde. Tegelijk waren er signalen van stijgende energieprijzen. De Europese Centrale Bank rekende erop dat de aangewakkerde inflatie van voorbijgaande aard was. Dat was een vergissing.” De aanvoerproblemen hielden veel langer aan en met de oorlog in Oekraïne verergerden ook de energieproblemen. Vandaag geldt evenwel een ander verhaal, zegt Koen De Leus. “De energieprijzen zijn volatiel, maar lijken - voorlopig althans - over hun top. Ook de supplychain is genormaliseerd en er zijn grote voorraden opgebouwd. In combinatie met een afnemende consumptie zullen de prijzen dalen.” Dat wil nog niet meteen zeggen dat de onderliggende inflatie daalt. “De kerninflatie, zonder energie, zal nog wel een tijdje hoger blijven. De prijsevolutie door duurdere grondstoffen en lonen speelt daarin een rol. We verwachten voor 2023 een geharmoniseerde inflatie in België van zowat 6,3 procent, na 10,5 procent in 2022.”

“Die hevige inflatiepiek manifesteert zich wereldwijd en treft iedereen”, zegt Istvan Lagaert, cfo van Cartamundi. Het bedrijf is de absolute wereldleider op het vlak van maken en verdelen van kaart- en bordspellen, en steeds meer algemeen in het aanbieden van speloplossingen of nog ruimer: entertainment. “Wij zijn een familiebedrijf met hoofdzetel in België (Turnhout) en beschikken over een wereldwijd netwerk van verkoopkantoren en veertien productiefaciliteiten, gespreid over vier continenten. Het zwaartepunt van onze activiteit ligt in Noord-Amerika. In het verleden hebben we gemerkt dat binnen onze groep de ene regio vaak de mindere prestatie van een andere compenseert. Nu stellen we vast dat de inflatie een wereldwijde impact heeft. Terwijl in Europa een hele generatie inflatie zelfs niet kent, merken we dat een aantal landen – vooral groeilanden als Brazilië en India – het veel meer gewoon zijn om te gaan met stevig oplopende inflatie. Prijsstijgingen worden daar meermaals per jaar doorgevoerd en, veel belangrijker, ook algemeen aanvaard.”

Proactief beleid

Dat vergt een proactief beleid, aldus Karl Hermans (Miko). “Zo’n golf van prijsstijgingen verloopt grilliger dan het indexpercentage, dat iedereen kent. Een kilo groene koffie kostte in 2021, geholpen door de dollarkoers, met momenten het dubbele van twee jaar ervoor. We moeten hier dus proactiever mee omgaan, bijvoorbeeld door er in contracten meer rekening mee te houden en indexatieclausules te integreren. Zowel in de koffieservice als in de verkoop van privatelabelkoffies aan retailers werken we met langetermijncontracten. Die kun je niet halverwege openbreken. We doen er als bedrijf alles aan om hier creatief mee om te gaan, door bijvoorbeeld efficiënter te werken. We moeten onszelf in vraag stellen en van de crisis een opportuniteit maken.”

Toch is niet iedereen ervan overtuigd dat de inflatiepiek achter ons ligt. Koen De Gronckel (GZA): “De piek is voorbij? Ik ben eerlijk gezegd niet zo’n grote believer van voorspellingen. Toen we ons budget voor 2022 implementeerden, ging het Planbureau uit van een inflatie van twee procent. We zitten ondertussen boven tien procent. Ik vrees dat een heel pak van de gestegen prijzen nog niet volledig is doorgerekend. Ik zie dat bij onze leveranciers, waarmee nochtans aanbestedingen en contracten lopen. Zij komen nu ook met prijsverhogingen, ondanks die contracten, gewoonweg omdat ze het niet meer bolwerken. Zeker voor energie-intensieve sectoren, zoals wasserijen, kijken we aan tegen prijsstijgingen in de orde van tien tot twintig procent. We kunnen op ziekenhuisniveau ons eigen verbruik wel proberen onder controle te houden, maar als je tegelijk met dergelijke facturen wordt geconfronteerd, dan weet je dat je hele langetermijnplanning in duigen ligt.”

Recessie: ja/neen – schrappen wat niet past

Sommigen wrijven zich, als uitweg voor de inflatie, in de handen voor een recessie, meent Stijn Baert. “Hoera, recessiejaar 2023? Ik applaudisseer niet mee. Een krimpende economie zal de prijzen effectief doen zakken. De bedrijven produceren minder, de mensen consumeren minder dus er zal minder nood zijn aan energie. Een vergelijking: wanneer minder klanten appels kopen, laten supermarkten de prijs van de appels dalen om ervan af te geraken. Door een soortgelijk mechanisme zal ook de prijs van energie dalen.”

Het punt dat Stijn Baert wil maken, is dat een recessie ook meer werklozen en minder inkomsten voor de sociale zekerheid betekent. “Ik hoop echt dat het op een andere manier kan. Het is alsof je een medicijn neemt dat je hoofdpijn stilt, maar waar je tegelijk diarree van krijgt. Voor een land als België, met een hoge schuld, is er een bijkomend gevaar. Een krimpende economie verhoogt automatisch onze schuldgraad (totale schuld tegenover de grootte van de economie). Bovendien: als de groei ons niet meer helpt om de rente op deze schuld af te betalen, dreigt een rentesneeuwbal. Dat wil zeggen: de schuldgraad groeit automatisch aan over de jaren. Het gevaar daarvan is dat we onder druk van Europa het mes moeten zetten in grote budgetposten zoals gezondheidszorg en pensioenen.”

Dalende koopkracht leidt tot uitstel van zorg

Bij GZA merken ze dat al in de praktijk. Koen De Gronckel: “We voelen dat op een aantal vlakken. Zo is er de daling in het aantal opnames. Mensen gaan zorg uitstellen wegens de gedaalde koopkracht, wat natuurlijk geen goed idee is. Maar als je minder centen hebt, moet je keuzes maken. We merken het ook in onze debiteurenportefeuille, waar het aantal afboekingen toeneemt. Sinds een aantal maanden zien we een stijging in het aantal onbetaalde facturen. Daar worden we nu mee geconfronteerd en dat zal de komende maanden enkel nog stijgen.”

Toch hinken economen en bijvoorbeeld de Nationale Bank van België (NBB) op twee benen. Terwijl de NBB geen recessie meer verwacht, ondanks een eerdere voorspelling, ziet Peter Vanden Houte, hoofdeconoom bij ING België, een korte periode van krimp. "De recessie zal misschien niet erg diep zijn, maar we vrezen dat, vooral in Europa, het herstel in de loop van 2023 veeleer beperkt blijft.”

Wat moet je hiermee als bedrijf?

Hoe ga je als bestuursverantwoordelijke in een bedrijf om met deze informatie? Over de impact van inflatie en een recessie op het koopgedrag in 2023, tast Cartamundi in het duister. Spellen en speelkaarten bleken in het verleden redelijk recessieproof. “Maar het blijft koffiedik kijken of die wetmatigheid ook geldt bij de huidige economische terugval”, aldus Istvan Lagaert.“De rentetarieven zijn in reactie op de hoge inflatie opgelopen, wat een significante impact heeft op de financieringslast van het bedrijf. Cartamundi is deels ingedekt voor deze renteverhogingen, maar toch voelen wij de druk op onze intrestlasten op het niet-gedekte gedeelte. Wie had een jaar geleden durven voorspellen dat inflatie, en als direct logisch gevolg, ook de intrestvoeten zo de pan uit zouden swingen? Dit wordt versterkt door de recente verhoging van de schuldgraad van het bedrijf ten gevolge van een belangrijke overname eind 2019 en aanhoudende investeringen voor capaciteitsuitbreiding, om aan de vraag te voldoen. Bijgevolg leggen wij nog meer focus op ons cashmanagement en het beheersen van het werkkapitaal.”

Ook Karl Hermans wapent zich voor wat komt. “Ik ben geen macro-econoom en bij Miko/SAS kijken we vooral naar de koffiemarkt. We verwachten dat de koffieconsumptie relatief stabiel blijft, maar de vraag is waar mensen die koffie gaan drinken. Bij een recessie met grootschalig banenverlies zal het out of home-segment van bedrijfskoffie en horeca, waarop Miko speelt, klappen krijgen. Wie zijn baan verliest, drinkt geen koffie meer op kantoor en gaat ook niet meer op restaurant. Bij SAS maken we privatelabelkoffie en we verwachten dat dat segment groeikansen heeft, bijvoorbeeld door volumes af te snoepen van de grote merken. Als groep staan we zo redelijk stabiel. De vraag is ook hoe consumenten hun gedaalde koopkracht zullen gebruiken. In 2018 spendeerde het gemiddelde gezin 14 procent van zijn huishoudbudget aan voeding. In 2022 is dat gestegen naar 16 procent. Vijftig jaar geleden was het in volle crisis 25 procent.”