Privacyverklaring

Een handelsoorlog leidt tot collectieve verpaupering

16 april 2025
Tekst
Rudy Aernoudt

Decennialang werd vrijhandel beschouwd als de beste manier om welvaart te maximaliseren. De economische groei nam toe en armoede daalde. Toch dreigen geopolitieke spanningen uit te monden in een handelsoorlog tussen de VS, de EU en de BRICS-landen, met name China. Dit zou wereldwijd economische schade veroorzaken, waarbij de VS ironisch genoeg de grootste verliezer zou zijn.

Filosofie van een handelsoorlog

De filosofie is eenvoudig. Met het opleggen van tarieven ervaren importeurs meer moeite om te concurreren met interne producenten. Dit faciliteert de lokale industrie, verhoogt de inkomsten en creëert banen. Als secundair effect vermindert het de handelstekorten.

De kritische lezer beseft dat dit scenario te simpel is. Ten eerste richten tarieven zich alleen op goederen, terwijl veel economieën servicegericht zijn. Ten tweede, kan een land dat hoge tarieven oplegt, tegenmaatregelen verwachten van de exporterende landen. Dit zou de export naar andere landen moeilijker maken en leiden tot een scenario waarin handel vrijwel onbetaalbaar wordt. Ten derde is er de digitale economie die niet onder tarieven valt. Wie Google gebruikt of een hotel boekt via Booking.com komt niet in de cijfers van internationale handel. Nochtans, digitaal gaat 120 miljard dollar naar de Verenigde Staten. Tot slot zijn de meeste economieën behoorlijk zelfvoorzienend, wat betekent dat een bepaalde import relatief marginaal is voor de economie als geheel. Het Amerikaanse aandeel in de wereldwijde import is deze eeuw gedaald van 19,6 procent in 2000 tot 13,5 procent vandaag. Exporterende landen hebben andere bestemmingen gevonden. Het Chinese aandeel is 12,9 procent en het EU-aandeel 13 procent. Als we het VK meenemen, is het EU-28-aandeel zelfs groter dan het Amerikaanse.

De redenering dat het opleggen van tarieven economische groei creëert, is dus verre van evident. De meeste onderzoeken tonen aan dat het de economische groei aanzienlijk zal schaden. De impact verschilt van continent tot continent en, ironisch genoeg, zou de Verenigde Staten het meest lijden.

Verenigde Staten: de grootste verliezer

De president van de VS dreigt 60 procent importtarieven op te leggen op goederen die in China worden gemaakt en 10 tot 20 procent op importen van elders. De exporterende landen kunnen tegenmaatregelen nemen en beginnen met het opleggen van tarieven, quota's of niet-tarifaire barrières. Dit zou de Amerikaanse exporteurs schaden. Maar het Amerikaanse aandeel in de wereldwijde export is gedaald van 12,5 procent in 2000 tot 8,8 procent in 2023. Omdat dit lager is dan het hierboven genoemde aandeel in de wereldwijde import, zou handelsvermindering een positief effect hebben op de handelsbalans, althans op de korte termijn. Maar de tarieven zouden leiden tot hogere prijzen en dus een inflatoir effect hebben. Economen hebben hun schattingen voor een renteverlaging al teruggeschroefd en hun prognose voor inflatie voor de komende jaren fors verhoogd van 2,1 procent naar 2,5 procent. Bovendien zou de industrie ontwricht worden, met name degenen die afhankelijk zijn van intermediaire geïmporteerde producten, zoals de landbouw en lucht- en ruimtevaart. Deze ontwrichting en de stijging van de consumentenprijzen zouden een negatieve impact hebben op de economische groei, geschat door het Peterson Institute for International Economics, uitgaande van een tarief van 10 procent, op 0,3 procent van het bruto binnenlands product.

China: diversificatie als verdedigingsstrategie

China exporteert jaarlijks ongeveer 500 miljard dollar naar de VS, waarvan 25 procent elektronica en 20 procent machines. De Chinese import uit de Verenigde Staten bedraagt ​​165 miljard dollar, wat leidt tot een enorm negatief handelssaldo voor de VS van 335 miljard dollar (gegevens Trading Economics 2023). Geconfronteerd met een tarief van 60 procent zou China andere markten moeten zoeken. Van het exportaandeel van 12,9 procent is naar schatting minder dan 5 procent Amerikaanse export.

In feite is de exportafhankelijkheid van de Verenigde Staten al afgenomen, voornamelijk vanwege de gediversifieerde handelsbetrekkingen die China heeft met andere Aziatische landen en met Afrika, Latijns-Amerika en de Europese Unie. Professor Evenett van de IMD Business School berekende dat, ervan uitgaande dat de Amerikaanse markt volledig is afgesloten voor import, het slechts twee jaar zou duren voordat de Chinese economie de Amerikaanse markt volledig vervangt door andere exportmarkten. Alles bij elkaar zou de impact op de economische groei van China 0,1 procent zijn; of drie keer minder dan de impact op de Amerikaanse economie.

Europese Unie: behoefte aan een industrieel beleid

De handelsbalans van de VS naar Europa is ook negatief: de EU exporteert 500 miljard dollar aan waarde naar de VS en importeert 350 miljard dollar, wat leidt tot een Amerikaans handelstekort van 150 miljard dollar. In de EU zou Duitsland het meest lijden. De Duitse economie, die een derde van de economie van de EU vertegenwoordigt, is voor 47 procent van haar BBP afhankelijk van export. Verwijzend naar de eerdere analyse van professor Evenett, zou Duitsland vijf jaar nodig hebben om het verlies door de sluiting van de Amerikaanse markt te compenseren.

Op sectorniveau zouden de transport- en machinesector samen met de chemische sector getroffen worden door een Amerikaans verbod. De transport- en machine-industrie, voornamelijk aanwezig in Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland, zou het meest lijden, aangezien de sector 150 miljard euro aan export vertegenwoordigt. Op de tweede plaats staat de chemische sector, voornamelijk aanwezig in Duitsland, Ierland en België. De verschillende effecten op verschillende sectoren en landen zouden een impuls moeten zijn om een ​​geschikte Europese industriële strategie verder te ontwikkelen (voor een beschrijving van zo'n industrieel beleid verwijs ik naar mijn boek "Europa, een blik achter de schermen"). De impact op de economische groei van de EU zou hetzelfde zijn als de impact op de Chinese economie, namelijk 0,1 procent.

Conclusie

Tarieven leiden tot een negative sum game, een situatie waarbij iedereen verliest maar niet in dezelfde mate. Internationale diplomatie moet zich richten op het voorkomen van een tarievenoorlog. Vrijhandel heeft bewezen welvaart te creëren. Het IMF (Regionale notities, november 2024) berekende dat elke verlaging van 10 procentpunten in goederentarieven kan leiden tot een toename van één procent in de arbeidsproductiviteit. En arbeidsproductiviteit is een van de belangrijkste bronnen van welvaartscreatie. Protectionisme zorgt voor snelle kortetermijnwinsten, met name voor de Amerikaanse handelsbalans, maar heeft een negatieve impact op het concurrentievermogen, de inflatie en de groei op de middellange termijn. Dit is precies het tegenovergestelde van wat handels- en economisch beleid zou moeten bereiken.

Meer in het topic: