De verkiezing van Trump is een ‘Mega-event’ voor ons continent. Het verplicht Europa om zijn economische strategie te herzien. Een Europa dat nu niet voor zichzelf opkomt, dreigt het recreatiepark van de wereld te worden. Tijd voor Mega: Make Europe Great Again.
De verering van de vrijhandel is voorbij. Vrijhandel betekent concreet het afbouwen van alle tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen. Het is volgens alle economische modellen de basis voor economische vooruitgang. De afbouw is de taak van de Wereldhandelsorganisatie (WHO).
Vrijhandel liet vierhonderd miljoen Chinezen toe om niet langer in armoede te leven. Door de import van goedkope Chinese producten konden Europa en Amerika jarenlang ontsnappen aan de inflatoire druk. Het probleem was echter dat de Chinese concurrentie bikkelhard was, zodat veel bedrijven in Europa en Amerika niet anders konden dan er ofwel mee stoppen, ofwel zelf Aziatische oorden opzoeken.
Veertig procent van de Europese bedrijven met meer dan vijftig werknemers verlieten Europa en trokken oostwaarts. Amerikaanse bedrijven bloedden nog harder.
Dankzij de Chinese industrie konden wij dus de inflatie beperken, maar de prijs die we betaalden, was de-industrialisatie en werkloosheid. Deze evolutie is de perfecte humus voor een discours dat ervoor pleit om het vereren van de vrijhandel stop te zetten en tariefmuren op te bouwen.
Het Trumpisme is op internationaal vlak precies het tegenovergestelde van het beleid van Ronald Reagan, ook een Republikeinse president, die twintig jaar geleden overleed. Het beleid van Reagan was gericht op het bestrijden van protectionisme, het stimuleren van de vrijhandel en het versterken van internationale organisaties. Het beleid van Trump is gebaseerd op protectionisme, het aan banden leggen van de vrijhandel en het verzwakken van internationale organisaties.
Het handelstarief op wereldniveau halveerde de laatste twintig jaar van gemiddeld tien tot gemiddeld vijf procent. Nu maken we met Trump de omgekeerde beweging door het invoeren van een universeel tarief van tien procent op alle goederen en diensten die vanuit Europa naar Amerika worden geëxporteerd.
Als ook Trump zijn plan doorzet om alle Chinese producten te taxeren met een importheffing van zestig procent, dan zal dat vanzelfsprekend de inflatie in Amerika aanwakkeren. Het gevolg is dat de Federal Reserve minder snel zal kunnen overgaan tot rentedalingen. De intrest op de dollar zou dan wel eens lange tijd hoger kunnen blijven dan op de euro, met alle gevolgen van dien voor de wisselkoersen.
Als Amerika zijn grenzen met China afschermt met een tarief van zestig procent, dan wordt Amerika minder interessant voor China. Het gevolg is dat China zich meer zal moeten richten op die andere economische grootmacht in termen van koopkracht, zijnde Europa. Maar ook Europa stelt zich defensief op ten opzichte van China.
Denk maar aan de importheffingen tot 38 procent voor wagens uit China. Of aan CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism), een maatregel die voorziet in een tariefheffing die gelijk is aan de meerkosten voor Europese bedrijven omdat zij allerlei, hoofdzakelijk milieureglementeringen, moeten respecteren. Om een echt level playing field te creëren, zullen heffingen worden opgelegd als de importlanden niet gehouden zijn aan dezelfde strikte reglementering. Ook zoekt Europa, in het kader van de open strategische autonomie, andere partners op om minder afhankelijk te zijn van China.
De Amerikaanse importheffing is bijzonder slecht nieuws voor de Duitse motor, die nu ook politiek geparalyseerd is. De Duitse export naar Amerika bedraagt jaarlijks 160 miljard euro, een derde van de totale Europese export naar Amerika. Dat is gigantisch. Duitsland is daarmee veruit de grootste exporteur van de EU naar Amerika. De drie grootste Duitse exportproducten naar de VS – chemicaliën, machines en transport – likken nog steeds hun wonden door de naweeën van de energiecrisis.
Ze moeten concurreren met Amerikaanse bedrijven die tot drie keer minder betalen voor hun energie. Als er daarnaast importheffingen komen, kan dit 1,5 à 2 procent economische groei kosten aan Duitsland. De facto spreken we dan van een stagnatie van de Duitse economie. Dit kan terzelfder tijd een deflatoir effect hebben op de economie. De rente zal verder moeten dalen om de economie meer zuurstof te geven.
België is een kleine schakel in dat geopolitieke spel. De economische gevolgen voor ons land zullen natuurlijk niet uitblijven. Immers, als het regent in Duitsland, druppelt het in België. De Duitse stagnatie zal een nefaste invloed hebben op de export van België naar Duitsland, die momenteel jaarlijks 50 miljard euro bedraagt.
Dat is meer dan de Belgische export naar de VS, die 31 miljard euro bedraagt. Dit vertegenwoordigt 18 procent van de Belgische export buiten Europa. Een wederzijds tarief van tien procent tussen Amerika en België zou de economische groei met één procent doen dalen, berekende de NBB. De facto zitten we dan ook hier in een scenario van economische nulgroei en, door de tarieven, inflatoire druk.
De chemische sector, transportmiddelen, machines en materieel – zeer gelijklopend met Duitsland – maken 75 procent uit van de Belgische export naar Amerika. Die drie sectoren zullen dan ook het meest worden getroffen. De chemische sector heeft nu al te kampen met een overcapaciteit en dalende omzet.
De eurozone exporteert jaarlijks voor ongeveer 460 miljard euro aan goederen naar de VS. Dat is zestien procent van de totale export buiten de eurozone en vier procent van het bbp. De Europese Commissie schat dat bij een universeel tarief van tien procent de export naar de VS met bijna een derde kan dalen. Vertaald naar het bbp zou de groei met 1,3 procentpunt dalen. Het IMF schatte de groei van de eurozone, voor de Trump-verkiezing, op 1,5 procent. Bij de invoering van een tarief van tien procent komt heel Europa in een stagnatiescenario, net geen recessie.
Europese bedrijven die willen ontsnappen aan de tarieven, kunnen natuurlijk hun productie verschuiven naar Amerika. Bovendien kunnen ze daar nog een beroep doen op de Inflation Reduction Act, die voorziet in 340 miljard euro steun voor bedrijven die in Amerika investeren.
De verkiezing van Trump zou Europa dus moeten wakker schudden. Daarbij denkt Europa best niet alleen in termen van bescherming, maar ontwikkelt het een eigen Europees industrieel beleid die naam waardig. In een wereld die steeds meer bestaat uit blokken (Brics versus Amerika) heeft het geen zin dat Europa blijft hameren om de eerste emissievrije zone ter wereld te worden tegen 2050. Als alle industrie Europa heeft verlaten, is de doelstelling immers behaald.
Europa heeft behoefte aan een positief verhaal, gebaseerd op clean industry. En misschien moet Europa dan ook opkomen voor zijn eigen belang, met labels als ‘Made in Europe’ en, waarom niet, met een slogan als ‘Make Europe Great Again’. Of is dat niet politiek correct voor het diplomatieke Europa?
Gastauteur: Rudy Aernoudt, professor corporate finance UGent.
Verdoe jij ook te veel tijd met het opvolgen van alle nieuwtjes in je feed? No worries, wij verzamelen alles wat nieuw is in de finance wereld. Al die nieuwtjes komen wekelijks in jouw mailbox terecht.