De tijd dat mensen een vast, liefst levenslang, statuut hebben met een pak voordelen gaande van maaltijdcheques tot pensioen, is eigenlijk een tang op een varken. Immers, economie brengt van nature, onzekerheid, volatiliteit en flexibiliteit. In die zin zijn freelancers de economische actoren van de toekomst.
Etymologisch komt het woord freelance van de, letterlijk vertaald, vrije speer. Het waren mensen die goed konden omgaan met de speer en werden ingezet in conflicten en oorlogen. Ze boden hun diensten aan tegen betaling en vochten vaak in het kamp van de meestbiedende. Het concept is natuurlijk geëvolueerd, maar de basiskenmerken zijn gebleven. Ze zijn vrij en bieden hun diensten aan via verschillende werkgevers waarmee ze geen hiërarchische band hebben. Dat is ook noodzakelijk om niet te worden gecatalogeerd als schijnzelfstandigen.
In Europa zijn 20 miljoen freelancers aan het werk of 8,8% van de beroepsbevolking. In België gaat het om 10%. Freelancers zijn hoog opgeleid met 81% die minstens een baccalaureus diploma hebben. De overgrote meerderheid, zijnde 93%, was vooraf actief in dienstverband. Maar de meesten, 71%, willen niet terug naar een werknemersstatuut. Gemiddeld facturen ze 191 dagen per jaar en daarmee vindt de meerderheid (54%) dat zij nu meer verdienen dan in het werknemersbestaan, terwijl 21% minder verdient.
In Vlaanderen zijn er 178.000 freelancers actief. Voor 91% onder hen is dat in hoofdberoep, voor 9% in bijberoep. Ze zijn vooral actief in advies voor bedrijfsbeheer (40.000), fotografie en creatieve activiteiten (36.000), ICT-diensten (24.000) en onderwijs (20.000). Deze vier activiteiten vertegenwoordigen dus twee derde van alle freelancers. Daarnaast runnen freelancers pr-bureaus, bouwen ze websites, repareren ze computers of maken ze films. Eigenlijk kan iedere activiteit onder het statuut van freelancers. Maar van een statuut in juridische zin is er eigenlijk geen sprake. Ze hebben immers geen statuut en worden vaak gewoon gedefinieerd als zelfstandigen zonder personeel. In Nederland heeft men het trouwens niet over freelancers, maar over ZZP-ers, zelfstandigen zonder personeel.
Om niet onder te gaan aan de wurggreep van de fiscus in het land met de hoogste belastingen op arbeid in Europa, werken 80% van de freelancers in hoofdberoep via een vennootschapsstructuur. Op het eerste gezicht een verstandige oplossing omdat op die manier slechts 25%, of onder bepaalde voorwaarden 20%, belasting op de winst dient te worden betaald. Een groot verschil met de marginale personenbelasting tot 55% voor wie als eenmanszaak aan de slag gaat.
Met die 20 of 25% is de kous echter niet af. Immers de freelancers hebben meestal een inkomen nodig om van te leven. De fondsen die in de vennootschap zitten moeten dus ook worden ‘uitgetrokken’ zoals dat heet. Freelancers kunnen hun eigen loon beperken tot bijvoorbeeld 1.500 euro per maand om zodoende fiscaal te optimaliseren. Daardoor kunnen zij de belastingdruk van 55% reduceren tot pakweg 35%. Dit is een doorn in het oog van de ambtenaren van de Hoge Raad voor Advies die deze discriminatie onrechtvaardig vinden. Een belastingdruk tot 55% voor werknemers met een hoog inkomen, terwijl ondernemers die zichzelf een laag loon uitkeren en hun inkomen bijvoorbeeld aanvullen met dividenden slechts belast worden aan pakweg 30% à 35%. Dat creëert een vertekening stelt de Raad. België moet de kloof verkleinen door de belasting op bedrijfsinkomsten aan te passen zodat ze dichter bij de belasting uit arbeid komt te liggen, besluit ze.
Dat die kloof bestaat, betwijfelen wij niet. Het besluit om de freelancers meer te belasten om de kloof te dichten, onderschrijven wij niet. Integendeel, het is arbeid dat minder moet belast worden. Geef toe, wie is nog gemotiveerd om te werken aan een marginaal tarief van 55%.
Jammer genoeg is het de Raad die wordt gehoord. Wil de freelancer immers onderhevig zijn aan het 20% vennootschapsregime, dient hij of zij minstens 45.000 euro wedde uit te trekken. Dit bedrag wordt nu verhoogd tot minstens 50.000. In de beste vorm van fiscale optimalisatie, met een wedde van 50.000 euro en een VVPRbis-regime voor dividenden (waardoor dividenden slechts belast worden aan 15%) is de gemiddelde belastingdruk nu 27,3% in plaats van 25,8%. Dit houdt een belastingverhoging in van 5%.
Naast die verhoging is er het gevaar van een precedent. De volgende regering, of de volgende begrotingsronde, kan dat minimum verder optrekken waardoor de vennootschapsstructuur steeds interessanter wordt. In Nederland gaat men nog verder en verplicht de freelancer met een vennootschapsstructuur om minstens een wedde van 56.000 toe te kennen aan de freelancer. Bovendien is de dividendbelasting niet bevrijdend. Het is voor Nederlandse freelancers dan ook fiscaal pas interessant vanaf een belastbare winst van 120.000 euro om te werken via een vennootschapsstructuur. Vandaar dat de meeste Nederlandse freelancers werken in eigen naam.
Freelancers houden van hun job en tellen daardoor waarschijnlijk minder dan werknemers de dagen af tot zij met pensioen kunnen. Dat pensioen stelt overigens weinig voor. Een fiscaal alleenstaande met 45 jaar op de teller heeft maximaal 2.200 euro bruto, het de facto gemiddelde is de helft daarvan, namelijk 1.100 euro en dat terwijl de prijs van een rusthuis gemiddeld 2.800 euro is.
De freelancer kan dan ook bijna niets anders dan zelf te zorgen voor een appeltje tegen de spreekwoordelijke dorst. Dit kan grosso modo op twee manieren. Door liquidatiereserves uit te keren of de vennootschap te liquideren. Maar ook dat wordt duurder. Vanaf 2026 stijgt de roerende voorheffing op nieuwe liquidatiereserves van 5% naar 6,5%. Die 6,5% komt bij de 20% of 25% vennootschapsbelasting en de 10% anticipatieve heffing. De wachttermijn voor de uitkering van liquidatiereserves wordt wel ingekort van vijf naar drie jaar. De volledige liquidatie van de vennootschap, met enkel 10% op de liquidatiebonus naast de vennootschapsbelasting, is dan vaak een interessanter alternatief. Dat natuurlijk in de veronderstelling dat ook hier in de toekomst geen meerwaardebelasting op komt.
Een andere optie is gebruik te maken van de tweede pensioenpijler. Het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) wordt opgetrokken van 8,17% naar 8,5% van het inkomen. Peanuts. Daarnaast is er ook de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen (POZ) en de Individuele pensioentoezegging voor vennootschappen (ITP). Hier geldt echter de zeer duistere 80%-regel wat inhoudt dat het totaal pensioen 80% van het laatste inkomen niet mag overschrijden. De regering belooft om hier duidelijkheid te scheppen en de definitie te harmoniseren tussen ITP en POZ.
In ons huidig turbulent klimaat zijn freelancers de hoeksteen van onze maatschappij. Ik vermoed dat het aantal alleen maar zal toenemen. We mogen echter niet vergeten dat terwijl veel freelancers goed hun boterham verdienen, er ook veel zijn die het moeilijk hebben de eindjes aan elkaar te knopen. De helft van de zelfstandigen heeft minder dan 34.000 euro reserve (NN-survey). Dat betekent op basis van de bovenstaande cijfers dat zij daarmee slechts twee jaar de delta tussen pensioen en de gemiddelde prijs van een rusthuis kunnen bijpassen. Als freelancers de hoeksteen zijn van onze maatschappij, moeten ze dan niet wat meer gekoesterd worden in plaats van hen te ‘belonen’ met sluipende belastingverhogingen? Wordt vervolgd.
Column van Rudy Aernoudt
Verdoe jij ook te veel tijd met het opvolgen van alle nieuwtjes in je feed? No worries, wij verzamelen alles wat nieuw is in de finance wereld. Al die nieuwtjes komen wekelijks in jouw mailbox terecht.