Privacyverklaring

Zelfstandigen en kleinste bedrijven lijden meest onder coronacrisis

17 februari 2021
Tekst
Peter Ooms

Het omzetverlies van de Belgische ondernemingen als gevolg van de coronacrisis bedraagt nog steeds 10 %. De ondernemingen verwachten pas in 2022 een fors herstel. Al blijft het omzetverlies ook dan nog groot voor de zwaarst getroffen bedrijfstakken.

Dat blijkt uit de nieuwe ERMG-enquête bij de Belgische ondernemingen. De Economic Risk Management Group werd opgericht door de regering om de economische gevolgen van de coronacrisis in kaart te brengen en te bestrijden. De ERMG wordt voorgezeten door de gouverneur van de Nationale Bank, Pierre Wunsch, en door Piet Vanthemsche.

In de recente enquête peilen de betrokken bedrijfsfederaties ook naar de huurbetalingen en de krediettoegang. In de zwaarst getroffen bedrijfstakken heeft de helft van de bedrijven die vastgoed huren, uitstel van de huur gekregen of niet de volledige huur betaald. Daarnaast melden vele zelfstandigen en kleine ondernemingen, alsook de respondenten uit de zwaarst getroffen bedrijfstakken grote moeilijkheden bij het bekomen van bancair krediet.

Belgische ondernemingen rapporteren omzetverlies van 10 % in februari

Rekening houdend met de grootte van de ondernemingen en de sectorale toegevoegde waarde, rapporteren de ondervraagde ondernemingen deze week een daling van hun omzet met 10 % ten opzichte van de normale waarde.

Net als in de voorgaande enquêtes maken de zelfstandigen en de kleine ondernemingen melding van een veel hogere impact van de coronacrisis dan de grotere ondernemingen. Zo rapporteren de zelfstandigen gemiddeld een daling met bijna 40 % ten opzichte van de normale waarde, terwijl dat voor de grotere ondernemingen gemiddeld een daling met 7 % is.

Een gevolg van dat verschil is dat de bezorgdheid veel hoger bleef bij de zelfstandigen en de kleine ondernemingen.

Omzetherstel is voor volgend jaar

De resultaten van februari bevestigen in elk geval dat 2021 nog een overgangsjaar zal zijn, met een gemiddeld omzetverlies van 7 %. Voor 2022 raamt de gemiddelde deelnemer dat slechts op 3%. De zwaarst getroffen bedrijfstakken rapporteren evenwel ook voor 2022 nog een enorm omzetverlies, namelijk de reisbureaus (-31 %), de bedrijfstak kunst, amusement en recreatie (-22 %), de horeca (-13 %), de niet-medische contactberoepen (-10 %) en het vervoer en logistiek (-6 %).

De perceptie inzake het faillissementsrisico en de liquiditeitsproblemen blijven zorgwekkend voor de zwaarst getroffen bedrijfstakken en de zelfstandigen en kleinste ondernemingen

Terwijl bijna geen respondenten melden dat ze momenteel in een faillissementenprocedure zitten, antwoordt 5 % van de respondenten evenwel dat ze een faillissementsaanvraag binnen de zes maanden verwachten, wat vergelijkbaar is met januari. Dat percentage verschilt bovendien sterk tussen de bedrijfstakken en is hoger voor de reisbureaus (32 %), de bedrijfstak kunst, amusement en recreatie (26 %), de horeca (24 %) en in mindere mate ook de niet-voedingswinkels (8 %) en het vervoer en logistiek (7 %) en de niet-medische contactberoepen (6 %). Het faillissementsrisico is bovendien duidelijk hoger voor de zelfstandigen en de kleinste ondernemingen: 9 % van deze respondenten verwacht een faillissementsaanvraag binnen de zes maanden tegenover 3 % van de middelgrote ondernemingen en 0 % van de grootste ondernemingen.

Zwaarst getroffen bedrijfstakken melden grote moeilijkheden bij het bekomen van bancair krediet

De liquiditeitsnoden door de coronacrisis hebben de bedrijven aangezet om extra financiering te zoeken. Uit de vorige enquête van januari bleek dat het type financieringsbron die sinds het begin van de coronacrisis werd aangeboord, sterk afhangt van de bedrijfstak en de grootte van de onderneming. Middelgrote ondernemingen rapporteren een verhoogd gebruik van bancair krediet. Terwijl de kleinste ondernemingen en vooral de zelfstandigen hier bijna geen beroep op deden.

In de enquête van februari werd er verder gepeild naar het gebruik van bancair krediet en werden de ondernemingen specifiek bevraagd over de moeilijkheden bij het verkrijgen van bankkredieten tijdens de voorbije drie maanden. Uit de resultaten blijkt enerzijds een groot verschil in de interesse naar bancair krediet. Terwijl meer dan de helft van de middelgrote bedrijven bancair krediet wou aangaan tijdens de voorbije drie maanden, was dit slechts het geval voor ongeveer 40 % van de bedrijven met minder dan 20 werknemers en voor 22 % van de zelfstandigen. Dat lagere percentage voor de zelfstandigen kan verklaard worden door een voorkeur voor andere financieringsbronnen zoals een kapitaalinjectie door de eigenaar.

Weigeringspercentages onderschatten de situatie

Anderzijds blijkt uit de resultaten dat van de zelfstandigen die de voorbije drie maanden interesse hadden in bancair krediet, slechts een op de drie effectief een krediet tegen aanvaardbare voorwaarden heeft verkregen. Voor de kleinste ondernemingen met minder dan 10 werknemers betreft het zowat de helft van de respondenten met interesse in bancair krediet. Een belangrijke conclusie hierbij is dat de weigeringspercentages voor formele kredietaanvragen de moeilijkheden bij de toegang tot bankkrediet (sterk) onderschatten. Naast formele weigeringen wordt immers ook melding gemaakt van te ongunstige kredietvoorwaarden, een informele weigering van de bank en het zelfs niet contacteren van de bank omdat men weet dat de kredietaanvraag sowieso geweigerd zou worden. Daarentegen heeft het overgrote deel van de middelgrote en vooral van de heel grote ondernemingen geen moeilijkheden met het bekomen van bancair krediet tegen aanvaardbare voorwaarden.

De toegang tot bankkrediet hangt bovendien ook sterk samen met de bedrijfstak. Het zijn de zwaarst getroffen bedrijfstakken die rapporteren dat ze moeilijker toegang hebben tot bankkrediet tegen aanvaardbare voorwaarden. Van de respondenten in de niet-medische contactberoepen die de voorbije drie maanden interesse hadden in bankkrediet, hebben b.v. slechts 16 % een krediet verkregen tegen aanvaardbare voorwaarden. Dat percentage is ook heel laag voor de reisbureaus (23 %), de horeca (27 %), de bedrijfstak kunst, amusement en recreatie (34 %) en de niet-voedingswinkels (39 %).