Privacyverklaring

Hoe financier je een doorbraakproject als Leuven 2030?

14 december 2023
Tekst
Peter Ooms
Beeld
Katrien Rycken (foto Debby Termonia)

Het Leuvense klimaatcontract heeft als ambitie om de CO2-uitstoot tegen 2030 met tachtig procent te verminderen ten opzichte van 2019. Hiermee is Leuven de eerste Belgische stad die een dergelijk klimaatcontract indient bij de Europese Commissie.

Het Leuvense klimaatcontract is geen vrijblijvend klimaatinitiatief, maar een formeel contract met drie onderdelen: een actieplan met 86 concrete doorbraakprojecten, formele engagementen van de partners uit de Leuvense samenleving en een innovatief financieringsplan.

Overdimensioneren

Katrien Rycken, directeur van Leuven 2030, de organisatie die het klimaatcontract coördineert: “Een van de grote projecten gaat over het installeren van collectieve groene warmte op de Redingen-site in het centrum van Leuven. Daar zal de universiteit een nieuwe campus bouwen voor de faculteit geografie. Nu al bestaan er plannen om daar te voorzien in een geothermische installatie om de vraag naar warmte en koeling op te vangen zonder CO2-uitstoot. Het idee is nu om die installatie meteen te overdimensioneren zodat ook de omwonenden en andere partijen in de buurt van de groene warmte gebruik kunnen maken. Zo daalt de uitstoot van heel wat woningen en gebouwen in één keer spectaculair.”

De Redingen-site is een van de 86 innovatieve doorbraakprojecten. Samen hebben die – inclusief alle nodige opschalingen – naar schatting zo’n tien miljard euro nodig om de CO2-uitstoot versneld met tachtig procent te reduceren ten opzichte van 2019. “Dat is natuurlijk een zeer groot bedrag. Maar je mag dit niet begrijpen als een bedrag dat ‘erbovenop’ komt, want het is deels al ingecalculeerd. Om alles in perspectief te zetten: dat is heel wat minder dan het bedrag dat als jaarlijkse subsidie vanuit de federale overheid naar fossiele brandstoffen gaat”, zegt Katrien Rycken.

Zij verwijst naar een artikel in De Standaard waarbij de krant uitkomt op dertien miljard euro van de federale overheid, met daarbovenop nog eens honderden miljoenen van de gewesten. “Rekenen we ook gratis emissierechten en de echte kosten van zware stookolie in de scheepvaart mee, dan loopt de factuur op tot twintig miljard”, schreef de krant op 14 oktober 2023.

Kan je dergelijke investeringen terugverdienen?

Steven Serneels, voorzitter van Impact Finance Belgium: “Ik denk dat het duidelijk is dat de overheid die bedragen niet alleen kan ophoesten. Het is dus zaak om privé-investeerders erbij te betrekken en ook mogelijkheden zoals burgerparticipatie en dergelijke te overwegen. De uitdagingen zijn zo groot dat je elke mogelijke financieringsbron moet overwegen.”

Een aantal projecten mag rekenen op een redelijk financieel terugverdienpotentieel, bij andere is dat niet het geval. Steven Serneels: “Ze hebben allemaal wel een substantiële maatschappelijke impact. Zo ontstaat een publiek goed omdat je bijvoorbeeld tegelijk fietspaden aanlegt of de veiligheid verhoogt. Dat creëert dan weer een sociaal draagvlak voor overheden en politici. En het is ook interessant voor de investeerders.”

Katrien Rycken: “Impactinvesteerders zoals Piet Colruyt vragen ons om goed te omschrijven wat de verwachte resultaten zijn van al die projecten, niet alleen financieel, maar ook op sociaal en maatschappelijk vlak, voor het klimaat, het milieu, enzovoort. We willen ook inzicht krijgen in diezelfde parameters als we de projecten niet uitvoeren. Op die manier tonen we aan wat de noodzaak en toegevoegde waarde is van de geselecteerde doorbraakprojecten. Het voedt ook de argumentatie en het narratief voor politici die voorbij het adagio van 'haalbare en betaalbare maatregelen' willen kijken. We hebben als samenleving zoveel te verliezen bij inaccurate actie op deze maatschappelijke opgave.”

Lokale financiering

Impact Finance Belgium is niet rechtstreeks betrokken bij de financiering van Leuven 2030, maar staat het initiatief wel bij met het aanreiken van mogelijke denksporen en eventueel geïnteresseerde financiers. Steven Serneels: “Ik heb ook ervaring in het buitenland. In het VK bijvoorbeeld zie je nu een vorm van lokale investeringen – place based impact investing – waarbij de pensioenfondsen van lokale besturen zich ook engageren in maatschappelijke projecten. Het streefdoel is om vijf procent van hun portefeuille te besteden aan dergelijke investeringen op langere termijn en met een bescheiden rendement. Ook burgers zijn bereid te investeren in projecten in hun eigen buurt, bijvoorbeeld voor het plaatsen van zonnepanelen. In de praktijk kunnen alle mogelijke partijen – de overheid, bedrijven, burgers, lokale ngo’s, lokale banken, nutsbedrijven, enzovoort – betrokken zijn bij de invulling van het project én de financiering ervan.”

Leuven 2030 heeft al een samenwerking met heel wat Leuvense organisaties en bedrijven, zoals KU Leuven, UZ Leuven, Imec, Fluvius, AB InBev, Arvesta, De Lijn, Fluvius ... “Op onze laatste vergadering over het klimaatcontract waren alle topmensen van die organisaties aanwezig om de leidende principes van het Leuvens klimaatcontract te ondertekenen en te discussiëren over de doelstellingen en de financiering. Het engagement is er dus wel degelijk”, zegt Katrien Rycken.

Plafonnering van de winst

“We hebben intussen afgesproken om mechanismen in te bouwen die ervoor zorgen dat de beslissingsbevoegdheid en de controle worden verdeeld over de verschillende belanghebbenden. Zo blijven ze niet geconcentreerd in de handen van financiers”, verduidelijkt Filip Coenen, financieel architect bij Leuven 2030 in het persbericht. “Door een vooraf afgesproken plafonnering van de winst is het mogelijk om de overwinsten te herinvesteren. Dit laat toe om een mix van meer en minder financieel rendabele projecten toch te realiseren. Tegelijkertijd garanderen we zo mee de maatschappelijke return, op korte en lange termijn.”

Lager rendement indien risico daalt

Steven Serneels: “Ik stel vast dat de investeerders zelf open staan voor een nieuwe aanpak. Ze zijn traditioneel gericht op het rendement en houden rekening met het risico en de terugverdientijden. Sommigen zijn nu zover dat ze hun vooropgestelde rendement verlagen als het risico vermindert.

Naar aanleiding van de mondiale klimaatconferentie COP28 is er een investeringsfonds gelanceerd dat dient voor de klimaattransitie van de landen van het globale zuiden. Daarvoor legt verzekeringsmaatschappij Allianz één miljard euro op tafel. Dat grote bedrag kan ze alleen inbrengen wanneer de grootste risico’s op het rendement aangepakt worden. Dat gebeurt nu door de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO (110 miljoen euro) en de Amerikaanse MacArthur Stichting (25 miljoen euro). Deze investeerders brengen veel minder geld in, maar ze staan wel in de eerste lijn om de ergste tegenvallers op te vangen. Daardoor wordt het risico voor Allianz veel kleiner en kan het veel meer investeren, zodat het fonds een enorme impact krijgt.”

Andere partij draagt grootste risico

“Een gelijkaardige redenering hoorde ik bij een privé-investeerder in sociale woningen in Portugal”, vervolgt Steven Serneels. “Als een andere partij het grootste risico wil dragen, is er plots veel meer mogelijk. Het is interessant om te zien hoe zich dat gaat ontwikkelen. Voor dergelijke constructies is er zeker plaats in Leuven 2030. Tegelijk wil ik waarschuwen voor een exclusieve focus op de financiering van de projecten. Uit ervaring weet ik dat dergelijke plannen alleen gerealiseerd worden als de betrokken partijen onderling akkoord zijn over de maatschappelijke en milieudoelstellingen en de verdeling van de verantwoordelijkheden. Pas als dat rond is, mag je beginnen met de financiering.”