Een recente VN-top over biodiversiteit kreeg lang niet zoveel aandacht als de VN-toppen over klimaatverandering. Dit gebrek aan focus is onterecht, aangezien het verlies aan biodiversiteit een groot probleem is. Noodzakelijke ingrepen om dit probleem aan te pakken hoeven niet altijd duur te zijn.
COP16, 's werelds grootste biodiversiteitstop, werd afgelopen weekend in Colombia afgesloten. Dat leverde een teleurstelling op. De deelnemende landen raakten het niet eens over het mobiliseren van essentiële financiering voor natuurbehoud. Het World Economic Forum (WEF) ziet biodiversiteitsverlies als een van de grootste wereldwijde risico's. Net als bij klimaatverandering zijn marktinterventies nodig om de achteruitgang van de soortenrijkdom een halt toe te roepen.
Westerse consumenten zijn gewend om dagelijks van vlees, koffie en chocolade te genieten, en ze kunnen het zich veroorloven. De negatieve impact van deze producten op de biodiversiteit is echter veel groter dan die van andere voedingsmiddelen. De uitdaging voor beleidsmakers en bedrijven is om het consumptiepatroon te veranderen. Op een positieve manier bewustwording creëren is de eerste stap. Op macroniveau zien we niet dat een grote bewustwording automatisch leidt tot structureel ander consumptiegedrag. De vleesconsumptie in de EU is sinds de jaren 1990 redelijk stabiel. Kortom, de markt haar werk laten doen leidt niet altijd tot het gewenste resultaat.
Er is dus meer begeleiding nodig. Bijvoorbeeld door boeren te belonen met subsidies voor activiteiten die positief zijn voor de biodiversiteit. Dit kan in de vorm zijn van boeren die geld krijgen van de Europese Unie als ze landschapselementen zoals hagen en bomen op hun land behouden. Op deze manier dragen de belastingbetalers in de EU indirect bij aan de biodiversiteit.
De ontbossingswet van de EU stimuleert ook een andere manier van produceren. Hierdoor zullen ontbossingsvrije producten de norm worden. Naleving van die norm verhoogt de productiekosten van boeren en voedselverwerkende bedrijven. Door ontbossing tegen te gaan, wordt de productie minder schadelijk, terwijl een hogere prijs consumenten ontmoedigt om producten met een hoge biodiversiteitsimpact te gebruiken. Omdat er goedkope alternatieven zijn voor de consument, hoeft dit niet duur te zijn voor de maatschappij.
Biodiversiteitsverlies daarentegen is een duur probleem. Dit louter beschrijven als "de zoveelste kostenpost" is een onjuiste weergave van de economische taak die voor ons ligt. Dit geldt zeker voor de voedingssector, die het meest afhankelijk is van de natuur. Zo maken monocultuurlandbouw en -veeteelt de sector kwetsbaarder voor ziekten en plagen. De bestrijding ervan is duur. Hetzelfde geldt voor de bestuiving van onze gewassen, die erg prijzig zal zijn als er geen bijen en andere insecten meer zijn die er gratis voor zorgen. Als de biodiversiteit niet op orde is, wordt voedsel op termijn erg duur, wat niet alleen gevolgen heeft voor de sector, maar ook voor de consument.
Cfo’s hebben hierin een sleutelrol. Door biodiversiteit te integreren in risicobeheer- en investeringsstrategieën, kan waardecreatie worden gekoppeld aan duurzaamheid. Bedrijven die biodiversiteit hoog op de agenda plaatsen, versterken niet alleen hun ecologische voetafdruk, maar ook hun financiële veerkracht.
Dit artikel is een beknopte weergave van een studie van ING-economen Marieke Blom (foto) en Thijs Geijer.
Verdoe jij ook te veel tijd met het opvolgen van alle nieuwtjes in je feed? No worries, wij verzamelen alles wat nieuw is in de finance wereld. Al die nieuwtjes komen wekelijks in jouw mailbox terecht.