Privacyverklaring

De subsidieratrace

1 maart 2023
Tekst
Rudy Aernoudt

Voor overheden die in een subsidiemodus zitten – en dat zijn ze bijna allemaal – is het blijkbaar moeilijk om terug te keren naar een beleid waarbij het privé-initiatief de economie aandrijft. Dat betoogt professor Rudy Aernoudt, columnist bij FDmagazine.

De coronacrisis was de perfecte legitimatie van verhoogde staatsinterventie. Op het summum van de crisis verliep zeventig procent van het bruto binnenlands product via de overheid. Deze neokeynesiaanse politiek is volledig te verantwoorden. Immers, waar de privé het laat afweten – in geval van Covid-19 door heirkracht – moet de overheid anticyclisch optreden. Blijkbaar hebben de overheden de neokeynesiaanse smaak te pakken en zijn subsidies in allerlei sectoren nu weer schering en inslag.

Chipindustrie

De textiel- en staalplannen van weleer vinden hun subsidiefilosofie nu terug in toekomstsectoren zoals de chipindustrie. Computerproducenten en autobedrijven klagen steen en been over het gebrek aan chips. Deze conservatieve economist denkt daarbij spontaan aan vraag en aanbod. Er is inderdaad wereldwijd veel vraag naar chips, maar er zijn ook heel wat producenten, zowel in Amerika, China als Europa. Is dat niet wat wij perfecte mededinging noemen? Als er schaarste is, dan leidt dat tot prijsverhogingen, wat op zijn beurt leidt tot verhoogde productie. Dat is wat Adam Smith ‘de onzichtbare hand’ noemt die de marktwerking reguleert.

Toch is mijn redenering blijkbaar volledig verkeerd, aangezien ieder continent met subsidies naar de chipsector gooit. De Amerikaanse Chips Act voorziet in 52 miljard dollar subsidies voor de sector en belastingvoordelen, met als doel de chipindustrie terug te brengen naar Amerika. Was reshoring niet eerder een kwestie van een tailor-made industriebeleid dan een subsidieverhaal?

Amerika, Europa en Azië

Amerika staat niet alleen in deze subsidieratrace. Europa wil met zijn chipwet het aandeel van de chipproductie in Europa verhogen van negen procent naar twintig procent tegen 2030 en heeft daarvoor 46 miljard dollar subsidies uitgetrokken. China doet vanzelfsprekend ook mee, via het zogenaamde big fund-project van 51 miljard dollar, met het doel zelfvoorzienend te zijn inzake chips. Daarnaast wordt de chipindustrie er voor tien jaar vrijgesteld van vennootschapsbelasting, op voorwaarde dat de productie gedurende vijftien jaar in China blijft. En nu we het toch over Azië hebben: Indië voorziet in dertig miljard dollar subsidies om zelfvoorzienend te worden; Zuid-Korea wil de grootste chipproducent ter wereld worden en biedt daarvoor vijftig procent belastingvermindering en twintig procent investeringssteun. Taiwan wil de grootste blijven door de vennootschapsbelasting te plafonneren op twintig procent, naast het geven van R&D-steun.

Inflation Reduction Act

Vanuit dezelfde keynesiaanse inspiratie kan je ook naar de Inflation Reduction Act (IRA) kijken: 369 miljard dollar, zowat het bruto binnenlands product van een land als België, is uitgetrokken ter ondersteuning van hernieuwbare energiebronnen, hydrotechnologie en andere clean tech-industrieën. De ‘groene’ saus wordt hier gebruikt om deze massale steun te legitimeren. Er zit echter een addertje onder het gras: wie de subsidies en belastingvermindering wil genieten, moet hetzij produceren in de Verenigde Staten, hetzij producten gebruiken die daar worden vervaardigd. De massale steun gaat dus gepaard met een vorm van protectionisme. Bedrijven zoals Umicore deelden al mee dat die steun welkom is.

Europa vreest dan ook dat bedrijven geheel of gedeeltelijk gaan offshoren naar de Verenigde Staten, aangetrokken door de gigantische subsidies, of althans hun nieuwe investeringen eerder trans-Atlantisch besteden dan Europees. Europa kon dus niet anders dan meegaan in deze subsidiewedloop. De groene industriële politiek is dan ook een antwoord op de Inflation Reduction Act en bestaat uit twee luiken. Enerzijds is er een groen industrieel plan, gebaseerd op financiering, een stabiele regelgeving, aangepaste opleiding en een veerkrachtige ontwikkeling van de aanbodketen. Daarnaast worden de regels voor staatsteun versoepeld, zodat lidstaten veel gemakkelijker subsidies kunnen toekennen, ook aan grote bedrijven. Landen zoals Frankrijk en Duitsland maakten daar al gretig gebruik van door samen in 2022 al meer dan vijfhonderd miljoen euro subsidies toe te kennen aan grote bedrijven, met instemming van de Europese mededingingsautoriteiten.

Terug naar Keynes

De keynesiaanse economie is gebaseerd op twee assumpties. Ten eerste is de economische cyclus een conjunctuurcyclus met goede en slechte tijden. De taak van de overheid is in slechte tijden de vraag te stimuleren, bijvoorbeeld via massale subsidies of overheidswerken, maar zich in goede tijden terug te trekken. Overheidsinterventie moet dus een kortetermijninterventie zijn. Of zoals Keynes het zelf formuleerde: ‘In the long run we’re all dead’.

De tweede assumptie van het Keynesiaanse model is de kortetermijncrisis, zoals een economische recessie, veroorzaakt door een vraagprobleem waarbij de vraag, en niet het aanbod, de primaire oorzaak is van de recessie.

Beide assumpties zijn niet vervuld. Terwijl het Covid-19-jaar, zijnde 2020, beschouwd kan worden als een recessiejaar, waarin overheidsinterventie gewettigd was, gold dat niet voor 2021, en überhaupt niet voor 2022, het jaar waarin de wereldeconomie zich grotendeels herstelde van de covidschade en hoge groeicijfers noteerde. De Oekraïnecrisis versnelde wat reeds was begonnen door covid, zijnde een breuk in de geglobaliseerde aanbodketen. ‘Supply disruption’ is, naast energieprijzen, de grote oorzaak van inflatie. De geschatte zwakke groeicijfers voor 2023 (0,3 procent voor de eurozone, 0,2 procent voor België), zijn voor 85 procent het gevolg van aanbodproblemen en slechts voor 15 procent vraaggestuurd.

Ondernemerschap en innovatie

Voor overheden die in een subsidiemodus zitten – en zoals aangetoond met het chipvoorbeeld zijn ze dat bijna allemaal – is het blijkbaar moeilijk om terug te keren naar een beleid waarbij de economie wordt gedreven door privé-initiatief. De beste manier om een economie aan te zwengelen – en dat is nodig – is niet via een geglobaliseerd subsidiebeleid, maar integendeel, door een overheid die zich toelegt op haar kerntaken en die, door minder impact te hebben op de economie, meer ruimte laat voor ondernemerschap en innovatie, de échte langetermijningrediënten voor een duurzame groei.