Privacyverklaring

Staan we voor een productiviteitscrisis?

29 maart 2024
Tekst
Rudy Aernoudt
Beeld
Rudy Aernoudt (foto Nicolas Herbots)

We leven in een permacrisis. Dit betekent dat we ons permanent in een noodtoestand bevinden. Bovendien verhoogt het ritme waarmee de crisissen elkaar opvolgen. Wat is na de covidpandemie, de energiecrisis en de gebroken aanbodketting de volgende crisis?

Alle ogen zijn gericht op China. Elektrische auto’s, textiel, zonnepanelen, stadsbussen enzovoort zijn hoofdzakelijk van Chinese makelij. Amerika en Europa zitten daarmee in de defensieve hoek. Maar zijn beide continenten wel vergelijkbaar? De Amerikaanse economie is nog harder dan Europa getroffen door de krapte op de arbeidsmarkt. Arbeid is duur en bijgevolg grijpen we terug naar de oude recepten van de economie, zijnde productiviteit. Dat vertaalt zich in stijgende lonen, maar vooral in stijgende productiviteit. De arbeidskrapte in Europa leidt daarentegen niet tot stijgende productiviteit, maar tot het ‘importeren’ van arbeidskrachten. Duitsland bijvoorbeeld deelde vorig jaar 83.000 blauwe kaarten uit aan niet-EU-onderdanen.

Kloof wordt groter

In het laatste kwartaal van 2023 steeg de productiviteit van de Amerikaanse economie met 2,6 procent. Dit staat in schril contrast met Europa, waar de productiviteit in dezelfde periode daalde met 1,2 procent. Over de laatste twintig jaar was de productiviteitsgroei in de Verenigde Staten dubbel zo groot als in Europa. De productiviteitskloof tussen Amerika en Europa wordt dus steeds groter. De laatste vijf jaar groeide de productiviteit in Amerika met zes procent, in Europa met één procent. Lagere productiviteitsgroei vertaalt zich vanzelfsprekend ook in lagere economische groei.

Energie

De Verenigde Staten zijn autonoom qua energievoorziening. Meer nog, sinds 2019 zijn ze een netto-exporteur van energie. Europa blijft voor 37,5 procent afhankelijk van niet-Europese landen. Na de afbouw van de Russische afhankelijkheid zijn nu Noorwegen en Saoedi-Arabië de grootste leveranciers. De energie is echter duurder dan voor de Amerikaanse bedrijven en naar verwachting houdt die kloof nog zeker tien jaar aan. De energieprijzen verklaren ook waarom de inflatie in Amerika lager is dan in Europa.

IRA versus Step

Ondanks de groeiende productiviteitskloof en de goedkopere energie, besliste Amerika om over te gaan tot een grootscheeps steunprogramma: de Inflation Reduction Act, kortweg IRA. Het betreft een steunprogramma, goedgekeurd in augustus 2022, dat weinig te maken heeft met inflatiebestrijding, maar tot doel heeft de industrie te ondersteunen. Om het geheel aanvaardbaar te maken, wordt er een groen sausje overheen gegoten.

De voorwaarde voor het verkrijgen van de steun is dat de investering gebeurt in de Verenigde Staten. De initiële budgetschatting bedraagt 370 miljard dollar. De voordelen komen vooral via belastingvermindering. Studies stellen dat de totale voordelen aan ondernemingen kunnen oplopen tot 1.200 miljard dollar. De ceo van Umicore, Matthias Miedreich, drukte het zo uit: “De Amerikaanse IRA was een aangename verrassing en een positieve schok, omdat het de VS, die geen koploper waren op het gebied van elektrificatie, eensklaps katapulteerde vóór Europa.” Voor zijn investering in Canada streek het bedrijf 680 miljoen dollar subsidies op.

Na enige aarzeling zocht en vond Europa een antwoord op de IRA. Het luistert naar het acroniem ‘Step’: Strategic Technologies for Europe Platform, goedgekeurd in februari 2024. In tegenstelling tot de IRA, gaat het hier hoofdzakelijk om subsidies. Bovendien gaat het niet om nieuwe bedragen. Er wordt alleen gestipuleerd dat investeringen die kunnen worden beschouwd als strategisch, voorrang krijgen bij de bestaande diverse steunprogramma’s die Europa rijk is. Van nieuwe Europese middelen is geen sprake.

Nationale steun

Bij gebrek aan nieuwe Europese middelen werden de regels voor het toestaan van subsidies door de lidstaten vergemakkelijkt om hen toe te laten een antwoord te bieden op de IRA. Lidstaten met deep pockets ondersteunen massaal hun industrie. De commissie keurde in deze nieuwe, flexibele procedure al 800 miljard euro nationale staatssteun goed, bijna tweemaal het bruto binnenlands product van België. Duitsland draait de subsidiekraan wagenwijd open om zijn beperkte groei aan te zwengelen.

Twee derde van de staatssteun werd toegekend door Duitsland en Frankrijk, respectievelijk 325 en 162 miljard euro. Ter illustratie: de Zweedse batterijproducent Northvolt kon 850 miljoen euro staatssteun krijgen in het kader van de IRA als het investeerde in de Verenigde Staten, in de staat Nebraska. In een opbod gaf de Duitse overheid 902 miljoen euro als het bedrijf zijn investering in Duitsland, Heide, Schleswig-Holstein deed. Op een totale investering van 2,5 miljard gaat het hier over 35 procent. De commissie gaf groen licht en een week later besliste het bedrijf niet naar Amerika te trekken, maar in Duitsland te investeren. Dit voorbeeld toont aan wat we mogen verwachten de komende jaren: concurrentie tussen de economische blokken, met overheidssubsidies als instrument.

De Europese concurrentiewaakhond heeft zijn regels zodanig versoepeld dat de concurrentie nu ook speelt binnen Europa. Dat het subsidiebeleid nu nationaal wordt gespeeld en niet Europees, betekent immers ook dat er concurrentie is binnen Europa. Arcelormittal bijvoorbeeld speelt de Europese overheden tegen elkaar uit en ziet dat de Franse regering een milder subsidiebeleid heeft dan de Belgische/Vlaamse.

Naar een nieuwe crisis?

Europese ondernemingen worden geconfronteerd met hogere energiekosten en lagere fiscale voordelen. De productiviteitskloof wordt alsmaar groter. Bepaalde Europese landen proberen dit competitief nadeel te compenseren met subsidies. In moeilijke tijden steekt daarbij een ‘elk voor zich’-houding de kop op. We hebben inderdaad dringend nood aan een Europees industriebeleid, anders dreigen we in een productiviteitscrisis te belanden. Subsidies zijn geen adequaat antwoord, integendeel. Alle hoop is gesteld op de productiviteitsstijging die gepaard gaat met artificiële intelligentie.

Dit neemt niet weg dat wij in Europa structurele maatregelen moeten nemen om het Europese dynamisme opnieuw leven in te blazen. Het is vanuit die uitdaging nodig dat wij het energiebeleid, het arbeidsmarktbeleid en het industriebeleid herzien. Doel is het aandeel van de industrie in Europa te behouden of zelfs te vergroten. Crisis komt immers van kraisis, wat betekent opportuniteiten zien, beslissingen nemen.